Er zijn verschillende typen angststoornissen beschreven in het handboek voor psychiaters, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), volgens de DSM-IV.2 Deze omvatten:
- De gegeneraliseerde angststoornis: overmatig piekeren en zorgen maken over dagelijkse onderwerpen zoals werk of gezondheid zonder duidelijke aanleiding.
- Paniekstoornis: herhaalde paniekaanvallen en lichamelijke symptomen zoals hartkloppingen, zweten, benauwdheid en trilling.
- Sociale angststoornis: angst voor situaties waarin anderen een negatief oordeel of kritische blik zouden kunnen geven, zoals spreken voor een groep.
- Agorafobie: angst voor situaties waaruit ontsnappen moeilijk of onmogelijk lijkt, zoals drukke winkels of openbaar vervoer.
- Specifieke fobie: angst voor specifieke objecten of situaties zoals dieren, insecten, de tandarts, kleine ruimtes, grote hoogten en vliegen.
- Specifiek mutisme: een ontwikkelingsstoornis waarbij kinderen in bepaalde situaties uit angst niet meer durven of kunnen praten.
- Verlatingsangst: angst om verlaten te worden door personen aan wie men gehecht is, wat kan leiden tot angst om alleen te zijn of jaloezie in relaties.
Naast deze typen angststoornissen zijn er ook andere stoornissen waarbij angstklachten kunnen voorkomen, zoals obsessieve-compulsieve stoornis en posttraumatische stressstoornis (PTSS).
In Nederland komen alle soorten angststoornissen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, ongeacht leeftijd. Het aantal mensen met fobieën is bijzonder hoog. De prevalentie van angststoornissen bij volwassenen is ongeveer 10%, terwijl dit percentage bij kinderen en jongeren lager ligt, namelijk rond de 2-6%.1